Home - Inhoud - Dialoog - 23 - Column 25 - Archief - DB-week 17 - red.
SOEFIVERHAAL OP NIEUW-DENNENDAL.NL
WEEK 17
NO. 24

(25 april)

INTERACTIE:

Vanaf eind oktober zijn opgenomen de rubrieken DAGBOEK & PRIKBORD en COLUMN & POËZIE, via redactie te vullen door sitebezoekers. De site staat daarmee in principe open voor iedereen. Bij het ontbreken van bijdragen springt de redactie in. Graag ondertekening met naam en toenaam, en - naar keuze - e-mailadres en maatschappelijke identiteit. Ook een fotootje behoort tot de mogelijkheden. Een sleutelwoord of kopje is handig. Plaatsing van het dagboek gebeurt naar dag van ontvangst/lezing, voor de column is in principe de vrijdag gereserveerd. De plaatsing kan op zich laten wachten door technische problemen, afwezigheid van de muze, vakantie e.d. en andere omstandigheden

ONDERWERPEN:

De column- ruimte bij nieuw-dennendal.nl kan vrij worden gewijd aan ieder mogelijk onderwerp: van politiek tot cultuur tot psychologie tot spiritualiteit, tot integratie van dat alles. Verdieping en reflectie zouden mooi zijn. Ook poëzie en boekbesprekingen zijn mogelijk. Zie verder hetgeen onder Dagboek wordt vermeld. Bijdragen met commerciële intenties worden niet opgenomen. Vanzelfsprekend blijft de redactie verantwoordelijk.
Er geldt in principe een maximum van 500 woorden, met een minimum van 350. Eventueel wordt over de vorm ge-emaild.


Dagboekinzendingen svp mailen onder 'dagboek', columns onder 'column'.


SOEFIVERHAAL:
HET OOG DAT NOOIT SLAAPT
verteld door Michael Barnett, doorgegeven en vertaald door Gert Ploeg
(voor nadere gegevens over Michael Barnett, zie wildgoose.net)

Een jonge man gaat bij een Soefimeester in de leer. Over het algemeen hebben Soefimeesters geen ashrams, ze bouwen geen gemeenschappen om zich heen op, ze hebben geen tempel waarin monniken leven. Soefimeesters werken meestal met een of twee personen - met leerlingen, zoals zij ze zelf noemen.
Deze Soefimeester was dus slechts een gewone mens in de wereld. Hij was, preciezer gezegd, een schoenmaker, maar hij was ook een meester. Dat is absoluut geen tegenstrijdigheid.
Hij neemt de jonge man dus als leerling aan. Hij laat hem de kamer zien waarin hij zal wonen, en een plek waar hij zijn spullen moet leggen, en groet hem goede nacht. Het werk begint morgenvroeg.
Die volgende morgen wordt de leerling op tamelijk ruwe manier gewekt: De meester komt in zijn kamer, gooit hem uit het bed door zijn matras op te tillen en om te draaien en hem zo op de grond te doen landen. Een niet al te vriendelijke manier om zijn nieuwe leerling te begroeten. De meester zegt geen woord, hij gaat gewoon naar buiten.
De volgende morgen gebeurt hetzelfde opnieuw, en de morgen erna ook. Elke morgen hetzelfde verhaal: De leerling begint zijn dag op de vloer, daardoor gewekt dat de meester hem met matras en al uit het bed heeft gegooid.
Dan, op de tiende of elfde morgen, komt de meester binnen om het matras te pakken en de leerling wordt wakker - hij voelt de meester komen, of hoort hem, of kan zijn aantocht op de een of andere manier waarnemen - en de leerling gaat rechtop zitten. De meester spreekt het eerste woord sinds de aankomst van de jongen. Hij zegt: "Goed!"
De jongen, daar hij intelligent is, begrijpt de boodschap: "Aha, dat is de leer. Het moet iets met bewustheid te maken hebben, met waakzaamheid. Ik heb geslapen. Maar iets waarschuwde mij, dat deze schurk van een meester weer in aantocht was, om mij bij de neus te nemen."
De daaropvolgende ochtenden, telkens wanneer de meester komt, om zijn werk te doen, is de leerling al wakker.
Een paar dagen later zit hij rechtop in bed als de meester binnenkomt.
En weer een paar dagen later is hij bij zijn aankomst al aangekleed.
Tenslotte komt de meester binnen en zo gauw hij de deur naar de slaapkamer van de leerling opent roept de leerling: "Ha!" Deze keer zegt de meester: "Heel goed!"
Hij had de meester gehoord - of hem gevoeld - toen hij de gang op kwam. Hij stemt zich dus meer en meer af op de meester - de enige manier voor hem om te overleven - en zo kan hij het arriveren van de meester voelen, al vóór hij de deur opent.
De meester speelt het spel verder. Op een morgen opent de meester zijn eigen deur aan het andere einde van de gang en de leerling roept uit zijn kamer: "Ha!"
De meester zegt: "Heel, heel goed!"
En dan gaat de leerling te ver! Op een morgen sluipt hij al heel vroeg uit zijn kamer. Hij zegt tegen zichzelf: "Vandaag zal ik de meester uit het bed gooien!"
Hij opent de deur en gaat naar binnen. Hij hoort snurkgeluiden. Hij gaat naar het bed en wil het omgooien. Net op het moment dat hij dat wil doen duikt de meester achter hem op en gooit hem om, midden op het bed! Hij had een vloerkleed of iets dergelijks opgerold in het bed gelegd."

Gert Ploeg