Home - Inhoud - Terugblik (terug) - Mail M.D. (volg.) - Archief - red.
DOSSIER DRIES HONDEBRINK
WEEK 49
NO. 47-05

08 dec.

INTERACTIE:

Vanaf eind oktober 2003 zijn opgenomen de rubrieken DAGBOEK & PRIKBORD en COLUMN, via redactie te vullen door sitebezoekers. Bij het ontbreken van bijdragen springt de redactie in. Graag ondertekening met naam en toenaam, en eventueel e-mailadres. Ook een fotootje behoort tot de mogelijkheden. Een sleutelwoord of kopje is handig. Plaatsing kan op zich laten wachten door technische problemen, afwezigheid van de muze, vakantie e.d.

ONDERWERPEN:

De column- ruimte is vrij en kan worden gewijd aan ieder mogelijk onderwerp: van politiek, psychologie en spiritualiteit tot poëzie en boekbespreking. Er geldt in principe een minimum van 350 en een maximum van 500/600 woorden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Eventueel wordt over de vorm ge-emaild.


Dagboekinzendingen svp mailen onder 'dagboek', columns onder 'column'.


Dries Hondebrink werkte een aantal keren als invalkracht op de F-groep van Lorentz. Hij was nauw betrokken bij de verdunning en in ’74 een van de bezetters. Hij maakte veel foto's van pupillen, van wie enkele zijn opgenomen in de serrie Historische Beelden. Ook maakte hij de film 'Wacht' (over een nachtdienst met Wybe Reitsma). Bovendien had hij iets met confessionele politici: hij schreef ze althans enkele malen, zowel vóór als ná de ontruiming, en kreeg van enkelen een reactie. Dries is nu maatschappelijk werker in de Bilt.

Dries Hondebrink in '74
grasveld voor Lorentz
DOSSIER DRIES HONDEBRINK

Dries wendde zich op 26 februari ’74, toen het conflict na diverse bezettingsacties een hoogtepunt beleefde, in een brief tot de heren J. Penders (voorlichter KVP) en W. Aantjes (ARP), met een uiteenzetting over de filosofie van Dennendal. Hij verwoordt daarin kernachtig dat op Dennendal de zwakzinnige in de eerste plaats ‘mens’ is, en dat zijn handicap niet als eerste kenmerk wordt gezien maar als iets wat hem tot 'een uniek mens' maakt, niet tot 'minder mens'. Hij noemt die visie ‘een opmerkelijk verschil met andere zwakzinnigeninrichtingen’.
Vervolgens signaleert hij dat op Dennendal zwakzinnigen niet worden geïsoleerd en opgeborgen, maar dat wordt geprobeerd de zwakzinnige en z’n directe omgeving, de groepsleiding, centraal te stellen, ‘geen afstandelijk gedoe’. Dennendal is volgens hem binnen de gezondheidszorg een van de weinige ‘bevrijde gebieden’.

Dries schreef na de ontruiming, op 9 juli 1974, een brief aan dezelfde personen: Penders en Aantjes, en andere kopstukken van de KVP, te weten: Klompé, Cornelissen en Gardeniers-Berendsen.
Hij zegt daarin ‘vreselijk teleurgesteld’ te zijn in de ouders (de groep die zich tegen Nieuw-Dennendal keerde, red.) en verwijt zichzelf dat hij hen te snel zijn vertrouwen heeft gegeven.
‘De ouders hebben Dennendal, zoals nu blijkt, nauwelijks begrepen; men beschouwt de groepsleiding als werknemers die voor hun kinderen zorgen; men beseft niet, dat ze vaak grote emotionele banden met hun kinderen hebben…'
Dries vervolgt: ‘Hierbij stuur ik U m’n verhaal van het gebeuren van woensdag jl. op Lorentz (…) omdat ik vind dat u dient te weten wat het politieke spel waartoe Uw partij zich heeft laten verleiden, teweeg heeft gebracht.’
Vervolgens gaat hij in op uitspraken van Gardeniers-Berendsen, die kennelijk tegenover de media had geconstateerd dat de Nieuw-Dennendallers geen meerderheid voor hun maatschappijvisie hadden kunnen vinden. Ook signaleerde zij bij de Nieuw-Dennendallers kennelijk studentikoze geëngageerdheid. Dries merkt op: ‘Volgens mij is het geen maatschappijvisie, doch een duidelijk achtzaam mensbeeld, met als gevolg een iets andere maatschappijvisie, waarvoor we geen ruimte vonden. De oorzaak ligt niet in studentikoze geëngageerdheden, waar de wereld al vol genoeg van is, zoals Mw. Gardeniers suggereerde.’
Ook noemt hij dat zijns inziens niet Den Uyl als eerste verantwoordelijk is voor de ontruiming, maar ‘de christelijke partijen’, die ‘misschien in dit geval de motor’ waren.

Daarna volgt zijn ontruimingsverslag.
‘Ík wil wat opschrijven over de laatste dagen, die ik op Lorentz heb doorgebracht.
Dit doe ik om m’n klere gevoel kwijt te raken en er zo misschien een beetje afstand van te doen. Een beetje ja, want wat ik daar beleefd heb is onvoorstelbaar. (…)

’s Avonds heb ik Evert nog van bed laten verwisselen, omdat er over de slaapzaal werd gelopen. Om 2 uur ben ik zelf een wijle gaan slapen. Als ik goed luisterde hoorde ik buiten de honden, misschien inbeelding….
Om 6 uur ben ik opgestaan, iedereen was erg gespannen. Om kwart voor 8 heb ik Herman, Rudy en Evert wakker gemaakt en eten gegeven. Evert vond de drukte best leuk, Rudy ook wel, maar hij had wel in de gaten dat er iets niet in de haak was; hij legde soms zijn hand op m’n knie, iets wat hij anders nooit deed.
Een paar minuten voor 8 was het geloof ik mevr. Schenk die zei van: ze komen eraan. Zonder dat ik ze zag, kon ik m’n tranen toch niet meer houden. Dat klinkt erg romantisch, maar toch wil ik dat het er staat. Rond het paviljoen, met een tussenruimte van 5 meter, gingen ze staan. Sommigen keken glimlachend naar binnen. Oh, wat verwonder ik me over die mensen; wat mis je toch als je zo’n beroep kiest…?
Ongeveer 9 uur had Mw. Kuyper gebeld, dat ze Rudy nog zou komen halen. Steeds keek ik naar haar uit. Ik liep maar heen en weer door het paviljoen, ook naar het balkon om naar haar uit te zien, waarschijnlijk om iets te doen te hebben. . Vanaf het balkon zag je bussen en mensen van het bestuur, Ligtelijn en Engelhart. Ik verbaasde me erover Dhr. Hoofd Graafland er ook aan te treffen. Hij was toch niet zo’n slechte…. toch stond hij er bij te lachen. Wat begrijpen deze bestuurders nou van ons, of wat hebben wij van deze mensen begrepen…?
De inspekteur van volksgezondheid stond ook al met een grijns foto’s te maken. Zijn ze soms geestesziek…?

De politie was inmiddels gevorderd tot de E-groep. Dat was vreselijk. Ik heb nog nooit zoveel huilende mannen en vrouwen bij elkaar gezien.
Mw. Wilkes vertelde voor de politiemannen nog half huilend het verhaal van haar zoon, Tom. Sinds anderhalf jaar was hij op Dennendal. Ze waren zes verschillende inrichtingen met hem af geweest; het waren geen menselijke behandelingen. Hier op Dennendal had men hem begrepen, een heel jaar lang had hij weinig aanvallen gehad. (Tom is epilepticus.)
Vanaf februari/maart ging het slechter met hem. Hij voelde de groepsleiding zeer aan. Z’n toestand liep synchroon met de hoogte van het conflict, zelfs zo, dat hij de avond voor de deportatie nog naar het ziekenhuis moest worden gebracht.
Z’n moeder voorspelde hem geen lang leven meer.

Toen de gang van het paviljoen ontruimd werd, stonden we allemaal door de hele ruimte van de E-groep verspreid. Toen de politie door de deur van de E-groep kwam, stonden we allemaal bij elkaar in de tegenover liggende hoek. Hoe dichterbij ze kwamen, hoe meer we bij elkaar gingen staan.
Een voor een moesten de ouders en de groepsleiders hun kind loslaten en werden weggeleid, de kinderen achterlatend.
Daarna kwam de F-groep. Ik ben maar meteen meegegaan, zonder duidelijk afscheid te nemen. Zou dat te definitief voor ons zijn, of…
Ik wist het niet.
In de politieauto kon ik me niet meer bedwingen… niet uit onmacht hoor… Iemand raakte me even aan.
In de auto moest Jan huilen; beide agenten die bij de achterdeur moesten zitten, waren toch iets onder de indruk. Zij nog wel, ze waren nog geen 25 jaar; ze moesten (?), ze deden….

Fred Treur probeerde nog om Bert Jan mee te krijgen, volgens hem had hij ook het formele recht. Een politieagent probeerde hem een lange tijd te overreden.

Later hoorden we dat Piet na het losbreken een spuit moet hebben gehad, en dat Bert Jan gevochten had. Het waren ook van die onaantrekkelijke, onacceptabele, vervangende groepsleiders.’
(Slot ontruimingsverslag.)

Reactie Klompé (10 juli)
‘Sinds ’71 – na mijn aftreden als minister – heb ik mij uit de actieve politiek teruggetrokken. Ik heb dus ook geen bemoeienis met het drama Dennendal. Ik begrijp Uw zorg over hetgeen is geschied en persoonlijk gegriefd zijn. Het lijkt mij echter uitgesloten – zoals U suggereert – dat de fractievoorzitters van KVP en ARP hun houding hebben bepaald op grond van de wens de minister-president te dwarsbomen. Ik schrijf deze insinuatie toe aan het feit, dat U door alle gebeurtenissen zeer geschokt bent.
Daar het er U om te doen is, dat men in de KVP kennis neemt van Uw schrijven, heb ik deze heden doorgestuurd naar de fractievoorzitter van de KVP in de Tweede Kamer.
Ik wens U sterkte in een voor U heel moeilijke tijd en verblijf met vriendelijke groeten,
Klompé

Reactie Gardeniers-Berendsen (15 augustus):
Gardeniers-Berendsen verontschuldigt voor de late reactie – vanwege vakantie – en vermeldt dat zij mede reageert vanwege de reactie van Klompé, die haar door toedoen van Andriessen is toegezonden.
Zij betwist de door Dries aan haar toegeschreven constatering dat de Nieuw-Dennendallers geen meerderheid voor hun maatschappijvisie hadden kunnen vinden. ‘Een zin als door U aangehaald is niet door mij geuit. Wel zei ik, ‘dat het recht dat iedereen heeft en ook dient te hebben om zijn maatschappijvisie tot uiting te brengen, m.i. niet met gebruikmaking van gehandicapten kan gebeuren, dat de vernieuwing in de geestelijke gezondheidszorg te belangrijk was om als nevendoel te dienen, dan wel als middel. Want de aanhangers van de vernieuwingsgedachte zijn niet per se eenzelfde maatschappijvisie toegedaan. Ook op Dennendal bleken verschil van opvatting in uitvoering van de vernieuwing, ondanks unanimiteit over de wenselijkheid van het doel. De blauwdruk van de 6 Oud-Dennendallers droeg de goedkeuring weg van de Nieuw-Dennendallers. Desondanks waren deze 6 niet bereid deel te nemen in Nieuw-Dennendal.
Uw verslag van 4 juli zal niemand kunnen lezen zonder emotie, te meer zal dat gelden voor de leden van onze fractiecommisie Volksgezondheid (aan wie ik afschriften zal doorzenden).
Dacht U dat wij ‘Dennendal’ emotieloos verwerkten. Vanzelfsprekend niet, maar ook even vanzelfsprekend totaal anders dan U, als zo direct betrokkene (…)
Zij schetst vervolgens de secundaire rol van de Kamer in het conflict, die volgens haar de verantwoordelijkheid immers had overgedragen aan de Commissie Langemeyer. Zij vervolgt dan: ‘Wel waren wij van mening dat er een einde diende te komen aan de conflictsituatie, omdat deze schadelijk was voor de pupillen. Dat dit einde eerst bereikt kon worden door ontruiming was m.i. na alle mislukte pogingen onontkoombaar, maar uiterst verdrietig. Om in dit jarenlange slepende conflict naar een of meer schuldigen te zoeken, lijkt mij niet juist. Er zijn fouten gemaakt, door alle betrokkenen, maar naar mijn mening nimmer met kwaadaardige bedoelingen. Ik ben bang dat het U zal irriteren dat ook wij die ontruimingsdag een verschrikkelijke dag vonden, en toch is het zo.’
Zij besluit met de opmerking dat uit de brief en het verslag een beeld naar voren komt van ‘de nieuwe verzorger (…) betrokken bij zijn pupil’. Ook zegt zij vanzelfsprekend bereid te zijn tot een gesprek.
(Slot reactie Gardeniers-Berendsen)

Dries Hondebrink