HOME - INHOUD - TERUG - VOLGENDE (de Pentagonpapers) -
DENNENDAL, BIJVOEGSEL, CHRONOLOGIE III: NA DENNENDAL...
jouw foto hier
De Dirkshorncommune, 'Chez Fred' of 'Het Bedoeninkje', die van september '74 tot juli '76 in het Noord-Hollandse Dirkshorn bestond - van links naar rechts: Aris Engel, Joop Reinierse, Fred Hakhof, Martin Vernooy, Roos (Erna) Westhoff), Henny Lodewijks, Martin de Rooy


NA DENNENDAL....


'Dennendal' zou tal van ontwikkelingen in gang zetten of beïnvloeden, zoals 'de verdunning' bij de St. Bavo (de Hafakker) en de Hartekamp, het LOMZ (Landelijk Ouderberaad Moderne Zwakzinnigenzorg) en de aanvankelijk Utrechtse actiegroep 'Pet met de Zet', waaruit later Gerard Nass 'Zetnet' vorm gaf.
Niemand die de affaire meemaakte, zou er onberoerd door blijven. Veel oud-Nieuw-Dennendallers en sympathisanten lieten weten dat 'Dennendal' heel bepalend voor hun leven was. Voor enkelen waren de gebeurtenissen in de Dolderse bossen zo belangrijk dat hun levensloop er bijna geheel door werd gekleurd.


AFKICKEN IN GRONINGEN EN FRIESLAND

Bron: 'Na Dennendal, Op zoek naar perspectieven in de gezondheidszorg' (Hans Spijkers, Goof van de Wijngaart, Stichting Trezoor, 1984).


Na Dennendal kwam de Grote Leegte, een tijd van afkicken van het gemeenschapsleven, bezinning en individualisering. De groep in Groningen (Carel Muller met zijn vrouw Noortje en hun vijf kinderen, alsmede Jet Douwes) en in het Friese Wijnjewoude (Jan en Janny Mulder, Dick Nicolai en Marianne, Peter Buys, Willie Ros) en anderen ontmoetten elkaar aanvankelijk nog geregeld in enkele café's in Groningen. De import-Groningers en -Friezen waren meest oud-stafleden en over het algemeen vijf tot tien jaar ouder dan de doorsnee-groepsleider. Ze gingen niet bij elkaar wonen op één plek zoals een aantal oud-groepsleiders dat wel deed. Toch vormden ze lange tijd een hechte groep. Dick Nicolai is in zijn interview in Na Dennendal... zeer openhartig over de relaties en de problemen op het persoonlijke vlak, zoals de leegte waarin hij na Dennendal belandde. 'Er was veel verscheuring (...); door de openheid ontstonden er veel liefdesrelaties onderling, dat gaf enorme spanningen in de huwelijken.'
Zijn vrouw Marianne voegt hieraan toe: 'Er bleef geen huwelijk overeind staan. Het is onvoorstelbaar wat er achter de schermen speelde; het conflict ging tot in de kleinste gelederen door. En nog jaren nadien.'
Dick: 'Bovendien mocht die kant van het verhaal, zeker in het conflict, niet aan bod komen. Naar de buitenkant moest je het stoere verhaal ophangen, van de ideeën en noem maar op (...). Er zijn er veel gesneuveld, maar er zijn er ook veel geregenereerd (...). Gesneuveld in die zin, dat mensen teruggeklapt zijn en een deuk hadden opgelopen die ze niet maar zo overwonnen, die niet echt goed verder konden.'
Interviewer Hans Spijker: 'Jijzelf ook niet.'
Dick: 'In eerste instantie niet.'
Marianne: 'Je hebt er jaren over gedaan.'
Dick: 'Ja, er was wat kapot, het was echt een puinhoop. (...) Je moest verwerken dat je niet erkend en gewaardeerd was (...) Als je je nek uitsteekt en je brengt iets werkelijk van jezelf, waar je kwetsbaar in bent, en dat wordt niet erkend, dat vreet je moreel wel aan. Ik had ook echt het idee van: ze moeten me niet meer. En ook iets van: daar begin ik nooit meer aan, ik ga nooit meer in die geneeskunde terug en in de maatschappij, dat moeten we nog maar zien' (Spijker: 67,68).
Carel Muller was een paar jaar werkloos, maar nam uiteindelijk een docentschap op zich aan de ACSA, de Sociale Academie Groningen. Tegenover Spijker vertelt hij - het is dan eind '83 - dat hij buiten zijn werk in een meditatiegroep zit: 'Eén avond in de week. Dat vind ik heel leuk; het is een groep mensen die dat onderling zo'n beetje regelt, niet vanuit een bepaalde leer. Er worden allerlei soorten oefeningen en meditaties gedaan, iedereen die iets tegenkomt wat hem boeit, brengt dat in. Er ligt niet een bepaalde filosofie aan ten grondslag, het is algemeen religieus'. Verder is hij actief voor de Vrije School, onderwijs op antroposofische basis (Spijker: 109).
In het begin van de jaren '90 begon Carel een recyclingbedrijf: 'Opgeruimd staat netjes'.
Dick Nicolai bekwaamde zich verder in astrologie en iriscopie, en werd een bekend natuurarts en paragnost.


DE DIRKSHORN-COMMUNE

Bronnen: Aagje Soede, Aris Engel, Anna Schut, Martin de Rooy


De gemeenschap in Dirkshorn kende zowel hoog- als dieptepunten. Er klonk de verzuchting dat 'het conflict daar nog eens dunnetjes werd overgedaan' , maar uiteindelijk bleek het project een leerzaam experiment in de ontwikkeling van de fase- en sociowoningen.
De gemeenschap bestond bijna twee jaar, tot juli '76, en kreeg veel publiciteit. Ze werd opgezet in oktober '74 en er waren tal van personen aan verbonden, onder anderen: Joop Reinierse, Ton Wilkes, Henny Lodewijks, Driekus Schoonheim, Bert-Jan Hibma, Fred Hakhof (allen oud-pupillen), Aagje Soede, Martin Vernooy en diens vriendin Erna, Aris Engel, Jan Jaap Berkhout, Ellie van de Pieterman, Ida van Dam, Gerda (later Anna) Schut, Hans Bogers, Thomas Nelissen (die opnieuw een biologisch-dynamische tuin aanlegde) en de oud-supervisor van Lorentz, Martin de Rooy .
Enkele oud-pupillen zouden in de loop van die jaren naar huis worden gehaald, anderen konden uiteindelijk zelfstandig wonen.
Aris Engel vertelde dat in Dirkshorn in zekere zin het democratiseringsproces zijn voltooiing kreeg, doordat 'de jongens volwaardige medezeggenschap opeisten: 'one man, one vote'! (interview zomer 2001)
Anna Schut had een overwegend goeie tijd: ze had een 'Pipo'-woonwagen op het terrein, spon wol, die ze verfde en in Amsterdam aan winkeltjes verkocht, en ze werkte intensief in de tuin van Thomas, die zich steeds meer bezighield met de makrobiotiek van Michio Kushi. Het werd voor haar minder leuk toen er verwijdering ontstond over uitgangspunten, wat uitmondde in irritatie over gedrag tussen enkele communeleden: 'Het conflict liep verder uit de hand: het doel (samen werken en wonen in verdunningsfilosofie) takelde af'.
Uiteindelijk brak de commune op. Martin Vernooy verhuisde naar Utrecht, naar zijn vriendin Erna. Thomas begon voor de derde keer een b.d.-bedrijf, na Dennendal en Dirkshorn in de Betuwe. Anna en Hans Bogers trokken naar Den Haag, waar Hans een baan als staflid kreeg bij de Emilie-Hoeve, een destijds bekende kliniek voor drugsverslaafden. Aris keerde terug naar Culemborg, waar hij voor Dirkshorn met oud-Dennendallers had samengewoond.
Martin de Rooy mailde over het verdere verloop van zijn leven: 'Na het Bedoeninkje werkte ik nog even bij de soc.ped.dienst in Alkmaar. We hebben toen ook nog een tijd een van de bewoners in ons gezin gehad: Jan van der Eijde, geen Oud-Dennendaller, maar een plaatsing vanuit een tehuis in ons -illegale- Bedoeninkje. Tot '79 was ik daarna Hoofd van Dagverblijf voor ouderen Vlietland in Haarlem, vervolgens twee jaar maatschappelijk werker bij de sociale dienst in Alkmaar en vanaf '83 tot '92 werkte ik, met Bartho Smit als collega in Sintmaheerdt in Tolbert als buurthoofd en lid van het beleidsteam, een vergelijkbare functie als die ik op Dennendal had.
Ik ben daarna full time in de music gegaan en ook daarin tot nu toe -november 2008- onder andere ook met geestelijk gehandicapten blijven werken. Wat dat betreft heb ik nu 50 jaar tussen mijn zwakzinnigenvolkje doorgebracht, en met groot plezier.'


OUD-DENNENDAL: een langdurige worsteling met democratie en verdunning

Bron: 'Om het geluk van de zwakzinnige, De geschiedenis van Dennendal 1969-1994', dr. J.J. Dankers en dr. A.A.M. van der Linden (Stichting Dennendal, 1994).


Uit het jubileumboek van de historici Dankers en Van der Linden blijkt dat de bestuursgetrouwe stafleden na de onruiming niet bepaald in rustig vaarwater belandden. Na 1974 worstelde Dennendal vijftien jaar lang met een vorm voor de eigen organisatie. Die telde 'een rijk geschakeerde hoeveelheid overlegvormen'. Op acht niveaus vond overleg plaats: groepsteams, paviljoensraad, vergadering van paviljoenshoofden, staf, gecombineerde vergadering van staf en paviljoensleiding, ondernemingsraad, oudercommissie en Oudercomité. Er was sprake van een sterk verlangen 'orde in de chaos te scheppen' en 'een interne competitiestrijd tussen ouders, deskundigen en groepsleiding'. Er werden meerdere werkgroepen opgericht om de organisatie te structureren, die uiteenlopende aanbevelingen deden. Aanvankelijk moest 'de basis' het voor het zeggen krijgen, later, in het no-nonsense klimaat van de jaren tachtig, kwam de macht weer meer bij staf en directie te liggen. Er braken meerdere conflicten uit, maar die werden alle binnenshuis uitgevochten. In 1988/89 was er sprake van 'een crisis'. Op 1 december 1989 trad 'troubleshooter' Van Veen als directeur aan, die 'met een slagvaardig beleid de rust op Dennendal herstelde' (VK: 8-12-94).

En hoe ging het verder met 'de verdunning' op Dennendal?
Dankers en Van der Linden melden dat in september 1975 het Bouwbureau van de Willem Arntsz Stichting het oude Bofinex-plan presenteerde, waarbij in het centrum van het Dennendal-terrein een enorme kolos moest worden gebouwd voor de activiteitendienst, de Z-opleiding en de administratie. Verder zouden er zes nieuwe paviljoens moeten verrijzen.
'Te massal en te veel beton', zo vond de vergadering en het plan werd weggestemd. Staflid Geert Hesse kwam met een tegenvoorstel waarin het uitgangspunt 'kleinschaligheid' was en dat sterk voortborduurde op de ideeën van de vroegere werkgroep Bouwen/Wonen uit het begin van de jaren '70: voor de bewoners moesten er kleine bungalows worden neergezet, een soort gezinswoningen met eigen voor- en achtertuin en een eigen ingang. 'Dennendal moest volgens Hesse veranderen in een soort dorp, met een intieme en sfeervolle binnenruimte.'
Er ontstond een felle discussie tussen voor- en tegenstanders van verdunning, waarbij de tegenstanders zich beangst toonden voor een 'boemerangeffect', 'als zou blijken dat zwakzinnigen niet zouden worden geaccepteerd'.
De verdunningsidee was geleidelijk van bindmiddel in splijtzwam veranderd, niet onlogisch gezien de afloop van de affaire. Er werd voortdurend lippendienst betoond aan de idee van integratie, terwijl de radicale consequenties daarvan op het punt van samenleven en -wonen niet zouden worden aanvaard. De solidariteit, het cement van het Dennendal van de beginjaren zeventig, was opgegeten, en het ontbreken daarvan zou zich wreken.
Danker en Van der Linden constateren: 'Tijdens een hoorzitting in oktobr 1976 bleek dat de verdunningsfilosofie nauwelijks weerklank vond bij de medewerkers. Dezen waren niet bereid op het terrein van Dennendal te gaan wonen. Ze wilden wonen en werken strikt gescheiden houden.'
De ironie wil dat de Dennendallers opnieuw een bestuur tegenover zich vonden staan, maar nu waren de rollen bijna omgekeerd. Het bestuur vond dat de werkgroep de nadelen van verdunning te veel had benadrukt, maar was toch ook van mening dat de diepergestoorden die Dennendal over het algemeen opnam, weinig baat zouden hebben bij integratie in de samenleving.
In het volgende rapport verklaarden de leden van de 'werkgroep Masterplan', zoals die inmiddels was gaan heten, dat de gevolgen van een blijvende vestiging van een groot aantal buitenstaanders op het terrein moeilijk te overzien en nauwelijks beheersbaar waren. 'Daarmee was het pleit beslecht in het nadeel van de verdunning. Dennendal had zijn keuze gemaakt,' aldus Dankers en Van der Linden.
De historici melden dat in 1986 de verdunningsgedachte in zijn zuiverste vorm nog gestalte kreeg op de Hafakker in Noordwijkerhout, waar zestig gehandicapten hun intrek namen in een nieuwe woonwijk. Het experiment werd 'binnenintegratie' genoemd; 'buitenintegratie' werd door de Hafakker-leiding onwenselijk geacht voor de vele diepzwakzinnigen waarom het ging.
'Verdunning' zoals die idee in het begin van de jaren zeventig werd ontwikkeld, had in essentie één pijler: solidariteit, die al naar gelang de tijdgeest gestalte zou krijgen, aanvankelijk in communevorming en later in het op de maatschappij gerichte integratiestreven. Voor de idee van communevorming tussen gehandicapten en niet-gehandicapten, als radicale consequentie van gelijkheid en solidariteit, bestond na de beginjaren zeventig bijna geen steun meer. Het integratiemodel, met een sterk accent op ontwikkeling door normalisering, zou centraal komen te staan.
Ondertussen was de verdunningsdiscussie niet zelden een oeverloos debat, met veel spraakverwarring.
In de Dennendal-praktijk werd gekozen voor een minimale verdunningsbenadering. Er werd vastgehouden aan het concept van integratie, maar de tegenargumenten zouden voortdurend relatief veel ruimte krijgen. De integratie werd 'selectieve verdunning' genoemd: geen samenwonen en samenleven, maar 'het betrekken van buitenstaanders in de activiteiten', door het aanleggen van fietspaden over het terrein, een camping en dergelijke. Men was terug bij AF.
Van overheidswege kwam vanaf het begin van de jaren tachtig een sterke impuls tot afbouw van de inrichtingszorg, mede om op de dure gezondheidszorg en inrichtingen te bezuinigen. In de loop der jaren tachtig ontwikkelden zich overal in inrichtingen 'fasehuizen' (op de terreinen) en 'sociowoningen' (veelal in nieuwe woonwijken - voor Dennendal in Soest, Nieuwegein en IJsselstein). In de fasehuizen werden pupillen van het hoogste niveau klaargestoomd voor zelfstandig wonen, in de sociowoningen werd geprobeerd die zelfstandigheid te realiseren.
Danker en Van der Linden schrijven dat Dennendal net als de meeste inrichtingen in Nederland in de jaren tachtig voor een 'multifunctionele organisatie' koos, bestaande uit een grote inrichtting in combinatie met sociowoningen. Daarbij bleven de Dennendallers angstvallig vasthouden aan hun inrichting. 'Nog in 1985 werd het voortbestaan van de grote inrichting verdedigd. Voor diepzwakzinnigen, voor meervoudig gehandicapten en voor bewoners met gedragsproblemen bestond er geen ander alternatief dan de inrichting' (D. en vd L.: 88,89,90).
Nog weer later leek zich onder invloed van ontwikkelingen in het buitenland een terugkeer naar een soort radicalisme te voltrekken, met wél het gelijkheidsstreven, maar zonder de solidariteit en de verbroedering van de beginjaren zeventig. De multifunctionele inrichting werd in 1989 scherp bekritiseerd door P. van de Siepkamp, assistent van de directie. 'In de discussienota 'Dennendal de inrichitng uit' hield Van de Siepkamp een hartstochtelijk pleidooi voor opheffing van de inrichting. Dennendal zou in kleinere leefeenheden moeten worden opgebroken die verspreid zouden worden in de maatschappij (...). Aparte voorzieningen zoals de sociale werkplaats en het buitengewoon onderwijs zouden moeten worden afgeschaft. Van de Siepkamp verwees naar experimenten in Canada, waarbij was gebleken dat ook voor gedragsgestoorden gold dat integratie in de normale maatschappij een gunstig effect had.
Ook nu kregen de hervormers meer steun van de autoriteiten dan van de medewerkers. Van de Siepkamps denkbeelden hadden de steun van de provincie Utrecht, het ministerie van wvc en de geneeskundige inspectie. De oudervereniging en de meeste medewerkers van Dennendal wezen complete normalisatie echter volledig van de hand (D. en vd L.:91).
Van de Siepkamps ideeën zouden in de jaren '90 wortel schieten bij de Zeeuwse stichting Arduin, die onder leiding van Piet van Beemt koos voor radicale integratie.

Er zou op het Dennendalterrein uiteindelijk worden gebouwd vanuit een soort dorpsidee. In het centrum kwam een plein met daaromheen vier nieuwe gebouwen waarin de Activiteitendienst, een restaurant, een winkel, een bank, een wasserette, een uitzendbureau en een kapsalon werden gehuisvest. Van 't Hoff en De Hoeken werden afgebroken en in 1985 vervangen door respectievelijk Aurora en de Hobbitstee (Tolkien was nog niet vergeten). Lorentz, dat eind jaren zestig eigenlijk al was afgekeurd, zou pas in 1994 tegen de grond gaan.

Het lijkt erop dat Dennendal nooit meer de solidariteit tussen gehandicapte en niet-gehandicapte kende zoals die onder invloed van de culturele revolutie van de jaren zestig/zeventig in de Dolderse bossen te vinden was. Echt samengewoond en lief en leed gedeeld in optimistische spiritualiteit, op de klanken van gitaarmuziek, werd er op het Dennendalterrein nimmer meer - maar dat gold in zekere zin voor de gehele maatschappij.


COMMUNEBESTAAN EN INDIVIDUALISERING

Van de jaren '70 naar de 21ste eeuw: (de relatie Kabouters - Dennendal - Nieuw-Dennendal - Dirkshorn - Bhagwan/Anubhava - Santo Daime):
Bronnen: Gerard Wijfjes, Anna Schut, Hans Bogers, Aris Engel


Terwijl de meeste oud-Dennendallers na verloop van tijd min of meer 'normaliseerden' (een vaste baan, vaste partner en kinderen kregen, en 'op zichzelf' gingen wonen) was er één groep die de idealen van Dennendal op het punt van onderlinge solidariteit en samenleven, -wonen en -werken, op bijna verbazingwekkende wijze gestalte gaf. Voor de leden van deze groep zou 'Dennendal' het begin van een bijna 20-jarig communebestaan blijken te zijn.
Gerard Wijfjes, Hans Bogers, Anna Schut, Maaike Chavanu en Aris Engel namen op 15 september 1978 hun intrek in een boerderij in Opende, op de grens van Groningen en Friesland. Gerard, Aris en Maaike hadden daarvoor samen met andere oud-Nieuw-Dennendallers (onder anderen Mieke Verschuren) in Culemborg samengewoond. Aris, Anna en Hans woonden en werkten ook nog een periode samen met 'ex-pupillen' in Dirkshorn.
Na de theosofie met Krishnamurti, de antroposofie van Rudolf Steiner, de humanistische psychologie van Maslov en Szasz, de introductie van Zen door iemand als Alan Watts, de revolutie van de jaren '60 en de psychedelische golf met voorgangers als Timothy Leary, was de tijd rijp voor Bhagwan Shree Rajneesh. Bhagwans wereld was een mix van westerse therapie en oosterse mystiek. Zijn initiatieritueel gaf uitdrukking aan het menselijk en hindoeïstisch/boeddhistisch lijden, en tegelijkertijd uitzicht op de opheffing daarvan door verlossing van het dualisme in meditatie. In 1979 en 1980 werden Hans, Anna, Gerard en Maaike 'sannyasin'. De boerderij-gemeenschap groeide uit tot een Rajneesh-meditatiecentrum: Anubhava. Het was een druk heen-en-weer-gereis tussen Opende, Poona in India en later Rasjeeshpuram in het Amerikaanse Oregon. Aris, die nooit de mala zou dragen, en Maaike kregen een dochter en vertrokken in het begin van de jaren tachtig.
In de zomer van '84 verhuisde de commune, die inmiddels was uitgebreid met een aantal andere sannyasins, naar Den Haag, waar zij begin 1986 het restaurant De Lounge opende. Even later volgde de opening van de Dansgelegenheid De Tempel.
De disco floreerde goed. De commune verhuisde van Den Haag naar een villa in Wassenaar (Zenheuvel), maar op een gegeven moment was de lol eraf en werd de disco verkocht (juni 1992). Volgens Gerard werden de banden met de internationale sannyasin-organisatie van Bhagwan/Osho al verbroken bij de verhuizing naar Den Haag, in '84. Hij bleef zich wel sannyasin voelen.
Vervolgens kwam vanuit het Amazone-regenwoud in Brazilië de Santo Daime-kerk in hun leven, een mix van milieuactivisme, ecopsychologie, christelijke rituelen en sjamanisme. Centraal staat het in een rituele context drinken van een extract van 'de lianen der zielen', de spirituele thee 'ayahuasca'. Ook wordt bij de diensten wel wiet of hasj ('Santa Maria') gerookt.
'De Santo Daime kwam begin 90-er jaren in zicht. Begin 1993 dronken we voor het eerst de thee', aldus Gerard. In april 2001 vierden ze het zesjarig bestaan van hun kerkgenootschap. Opnieuw worden regelmatig de koffers gepakt, nu naar Brazilië (interview september 2001)
Hans Bogers verwierf faam als ervaringsdeskundige op het gebied van ritueel drugsgebruik en zelfonderzoek. Hij publiceerde in 1994 bij BRES samen met Stephen Snelders en Hans Plomp 'De Psychedelische (R)evolutie, geschiedenis en recente ontwikkelingen in het onderzoek naar veranderde bewustzijnsstaten', met een voorwoord van Simon Vinkenoog. Hans publiceerde daarnaast, als 'redacteur entheogene planten', verscheidene artikelen in PAN Forum, een informatief bulletin over het onderzoek naar veranderde bewustzijnstoestanden met behulp van psychedelische stoffen.
Hans was ook betrokken bij een proces dat het Openbaar Ministerie eind 2000 aanspande tegen de distributie van 'ayahuasca', omdat de thee een stof bevat die voorkomt op een internationale (Interpol)lijst van verboden middelen. De Santo Daime beriep zich op de vrijheid van godsdienst. De rechter stelde op 21 mei 2001 het OM in het ongelijk en bepaalde dat de thee moet worden beschouwd als een sacrament, en dat ze als zodanig door de kerkleden mag worden gebruikt.
De 'Hagenezen' leven sinds enkele jaren in een 'communidade', een gemeenschap waarbij niet specifiek op één plek wordt samengewoond.

HG, 2001


GESCHIEDENIS VAN 'HET LOMZ' EN 'LEKKERE MALLOOTJE'

Door Frans van der Pas (eindredactie HG)


Een van de vruchten van de strijd om Nieuw Dennendal was het LOMZ, het Landelijk Ouderberaad Moderne Zwakzinnigenzorg, waarvoor op 13 februari 1974 de basis werd gelegd door een groep kritische ouders met een 'Oproep tegen ontruiming Dennendal' in diverse dagbladen. Ondertekenaars waren E. Westeneng, K. Bording, W.J. Riepma, mevr. G. Oortman. L.S. Speijer, J. Hottentot, mevr. Dorleijn, L.P. Zweering, mevr. A. Schoonheim, J.F. Tuiling, mevr. J. Post, A.H. Hibma, mevr. van Leusden, mevr. Willekens, J. Reijnierse, F. Lodewijks, fam. Peters en J. Vroon.
De daadwerkelijke oprichting vond plaats in mei 1974. Voorzitter werd Loek Speijer, bestuursleden waren onder anderen J. Hottentot en mevr. E. Westeneng. De Nieuw Dennendal-ouders presenteerden zich als afdeling Dennendal van de nieuwe landelijke oudervereniging en als afsplitsing van oudercommissie en oudercomité Dennendal. Zij probeerden ouders van andere instellingen te bundelen, onder meer op de Hartenkamp.
Later in 1974 besloot het LOMZ verder te gaan als de Landelijke Organisatie Moderne Zwakzinnigenzorg (de LOMZ) en stelde zich open voor ouders, werkers en belangstellenden. In de verschillende besturen van de LOMZ zaten onder meer mevr. D. Hottentot, Kas Kemper, Gerard Wijfjes en Frans van der Pas.
Op 4 juni 1977 werd door de LOMZ (met name Gerard Wijfjes) en de Werkgroep Gezondheidszorg Utrecht (Frans van der Pas) 'Pet met de Zet' opgericht, een beweging van kritische werkers in de Zet. De oprichting vond mede plaats naar aanleiding van conflicten op de Heygraef (Woudenberg).
Op 8 november 1991 werd de LOMZ als landelijke vereniging met leden opgeheven met een discussiedag over ‘de eigenheid van de zwakzinnige’. De financiële nalatenschap van de LOMZ werd in handen gegeven van het comité Lekkere Mallootje, te weten: Frans van der Pas, Peter van Duren, Goof van de Wijngaart, Gerard Jonkers en Tilly Teunissen. (Het meest tastbare overblijfsel van Pet met de Zet is het nog altijd actieve Zetnet, een platform voor kritische werkers en voor mensen met een verstandelijke beperking. De grote kracht achter de site is Gerard Nass.)

Het lekkere mallootje
Het Lekkere Mallootje bestond van november 1991 tot 2003. De doelstelling was jaarlijks een persoonlijkheid voor het voetlicht te brengen die zich zeer verdienstelijk had gemaakt voor de eigenheid van verstandelijk gehandicapten in de samenle­ving. De 'Lekkere Mallootje- trofee' met bijbehorende oorkonde en een geldbedrag was een aanmoediging voor de betrokkene om op de ingeslagen weg voort te gaan.
'Lekkere Mallootje' was de geuzennaam voor het mannetje dat op eigen wijze en tempo zijn plaats kiest in de samenle­ving. Tijdens Pet met de Zet was er door groepsleiding een affiche van gemaakt en in 1991 werd dat een treffend beeld gevonden. Later kwam er veel kritiek op de naam, omdat die niet langer passend in de beeldvorming voor mensen met een verstandelijke beperking werd gevonden.
Winnaars van de trofee waren:
1991: Jacques Heykoop, psycholoog die groepsleiders leerde naar de eigenheid van mensen te kijken;
1992: Trijntje de Wit-Gosker, voorzitter van de Vereniging voor een geïntegreerde opvoeding van mongoloïde kinderen, Integratie kinderen met het syndroom van Down (VIM);
1993: Ronny Vink, 25 jaar journalist bij KLIK, maandblad zwakzinnigenzorg;
1994: Erica Terpstra, staatssecretaris Volksgezondheid;
1996: Marijke Wolter, ‘de beste groepsleidster’;

In januari 2003 werd besloten tot een afscheidsgift voor de reünie van Nieuw Dennendal op 23 maart. De laatste prijs zal worden gegeven aan een voorvechtster in de emancipatie van mensen met een verstandelijke beperking. Op deze laatste prijsuitreiking zal het Comité Lekkere Mallootje opgeheven worden en het laatste beetje geld overgedragen worden aan Zetnet.

januari 2003