HOME - INHOUD - TERUG - VOLGENDE
EEN MOOIE SNEEUWBAL: 14.2: Blauwe busjes vol Orks

Bertjan Hibma, met z'n moeder in z'n armen, wordt meegenomen (klikken op afbeelding geeft link naar fotopagina met rechtsonder Berjan).
Het paviljoen werd overweldigd door bezoekers
De middag voor de ontruiming kregen we bezoek van enkele Kamerleden (onder wie Bram van der Lek en Jaap van der Doef) honderden actievoerders en tientallen mediavertegenwoordigers. Televisiejournalist Jaap van Mekeren (AVRO) kwam bepoederd en wel op m'n bureau zitten om te telefoneren. Een mannetje in een dure jas kwam langs en zei dat hij wel een klooster voor Nieuw-Dennendal wilde kopen. Den Uyl of een medewerker van hem belde op en wilde Carel Muller spreken. Ik rénde naar van `t Hoff, waar Carel zat, en voelde me dwaas opgewonden.
Veel ouders haalden pupillen naar huis om ze de ontruiming en de evacuatie te besparen. Maar enkele tientallen paviljoensbewoners hadden niet zulke banden met hun familie of bleven uit eigen keuze in het paviljoen achter.
Later die middag had Carel op het grasveld voor het paviljoen nog enige hoop dat de ontruiming niet zou doorgaan. Actievoerders en groepsleiders wilden op het paviljoen blijven slapen. Een aantal mensen sliep die nacht bij mij op de vloer in Donders.
Brenninkmeijer trad aan de vooravond van de ontruiming af, omdat hij geen verantwoordelijkheid voor de maatregel wilde dragen. Zijn aftreden kon niet anders worden gezien dan als een vorm van protest. Hij zou later een verslag over de affaire schrijven onder de veelzeggende titel: Het gelijk van de ongelijken...
's Morgens vroeg kwamen ze: samengepakt in blauwe busjes die voor en achter het paviljoen werden geparkeerd. Ik moest denken aan de Russische invasie van Praag, die ik in 1968 had meegemaakt, maar dit ging om gehandicapten, en was in z'n onbegrijpelijkheid bijna nog gruwelijker. De agenten plaatsten hekken rond het paviljoen.
In de gang was het een heksenketel. Wil liep rond met een megafoon. Ik besloot dat het maar het beste was zo kalm mogelijk mee te gaan als één van de eersten, in de hoop dat het voorbeeld navolging zou vinden en alles zo snel mogelijk achter de rug zou zijn. Ik plaatste me naast Reckman, vlak achter de zware voordeur, waarvoor werd gevochten. De hele gang scandeerde: 'DRECHSEL HONDENLUL, DRECHSEL HONDENLUL!' Het was een hels kabaal. Ik had even de aanvechting iets wanhopigs te doen - maar bedwong mezelf.